Verhalen

De vader en de zoon

Ze was zo lief geweest en zo onzeker tegelijk met in haar hand de verfrommelde zakdoek, waarvan ze de punten steeds tot knoopjes draaide. Hij weet alleen niet hoe hij dit moet oplossen. Hij moet zijn vader spreken, boven op kantoor. Hij hoeft niet te studeren. Een baan is goed genoeg.

Terwijl hij door de gangen van de kolossale villa loopt, zijn thuis, valt hem voor het eerst op hoe glanzend alles is geboend. Hoe het zilver van de siervoorwerpen schittert op de donkere bladen van de smalle tafels langs de wand. […]

Verder »

De stok

Eigenlijk wist ik niet waarom ik hem die keer meevroeg voor de wandeling. Echt aardig was hij nooit. Maar er was iets aan hem dat spannend was. Hij woonde niet als wij gewoon thuis, bij zijn vader en moeder en twee zusjes, maar bij een oom. Het had iets te maken met de woorden van mijn ouders: de ziekelijke gesteldheid van zijn moeder, die de zorg voor het gezin nauwelijks aankon. Die oom leek niet erg begaan met zijn neef. […]

Verder »

Vaders

Walter liep met snelle passen door de straten van zijn jeugd. Afwisselend bonkten en verstomden zijn stappen op de vlonders in het zand. In de opgebroken straat scheen de zon ongenadig fel. Hij nam zijn zomerhoed af en wiste met een zakdoek het zweet van zijn kale schedel. Er zat een steentje in zijn schoen, precies onder de bal van zijn voet. Hij greep de eerste de beste lantaarnpaal die hij zag en schudde zijn voet net zo lang heen en weer tot het steentje verschoven was naar de punt van zijn schoen. […]

Verder »

De brief

Hij kwam zoals altijd in de eerste week van het jaar. In zijn licht vergeelde omslag, met de postzegel gestempeld in Berlijn, gleed hij samen met de folders en de rekeningen op de mat. […]

Verder »

Geen zin

Ze staat voor het raam en denkt aan de dag dat ze voorgoed gevangen werd. Het was een mooie dag, zoals vandaag. Begin van de zomer. Net als toen sprenkelt de zon vanachter de wiegende bladeren van de boom het zonlicht op het glas van de ramen. Rust en onrust tegelijk. Zonnestraal en zonnevlek in een parallelle dans. […]

Verder »

Een late lente

‘Bleke Bet!’ Een rubber band hard tegen haar schouder. ’Opzij, weg van de stoep, ik moet er door.’ […]

Verder »

Bras

In de Superdump koop ik een nieuwe blikopener. Als ik in de schuur kom ligt Bras op de deken en slaapt. Ik ga naast hem zitten en leg mijn arm op zijn rug. Op de plek van mijn hand trilt zijn huid alsof er een slang onderdoor kruipt. Het is koud in de schuur, maar Bras is warm. […]

Verder »

Zakdoek

Met spanning wacht hij op zijn eerste taak. Hij houdt van actie. Hij wil ‘van dienst’ zijn. Hij wil graag werken. Mondjes poetsen van prinsessen bijvoorbeeld.

Dan wordt hij gepakt door Wilhelmina. Hélémáál geen prinses. […]

Verder »