De conciërge

Wie voor het eerst binnenkomt denkt dat hier alleen de rijken wonen. Het is de hal die het hem doet. De witte hal met de gebogen ramen die doorlopen tot de vloer en zicht op het water geven. Niet te vergeten: de midden in de ruimte geplaatste banken waar niemand op gaat zitten omdat het ‘kunst’ is. Op één van de schaarse muren prijkt een uitvergrote foto met een tekst eronder: Lange boten glijden door het water, dat in het stervend licht een lobbige huid laat zien als van gedreven zilver. Dichterlijke taal die mij verwarmt, ook al is het hier het hele jaar zo koud als op een winters kerkhof. Kijk naar buiten en zie wat de dichter bedoelt. Als je maar geduld hebt. En tijd. En zin.

“Verder”